Open brief aan de parlementaire onderzoekscommissie naar seksueel misbruik in de Kerk

Beste leden van de onderzoekscommissie naar seksueel misbruik in de Kerk,

Beste Sophie, Katleen, Daniel, Valerie, Sarah, Stefaan, Özlem, Joris, Mathieu, Koen, Maria, Katja en Ben,

 

Oosterzele, maandag 20 november 2023.

Nadat vorige week de slachtofferverenigingen voor jullie kwamen getuigen, komen deze week de slachtoffers zelf spreken. Als psycholoog en psychotherapeut ben ik van zeer nabij getuige van wat dit voor deze slachtoffers betekent en teweegbrengt, en ik voel me geroepen om jullie aandacht en bewustzijn hiervoor te vragen. Ik doe dit niet alleen bij wijze van ruggensteun aan deze mensen, die weliswaar de moed opbrengen – nog maar eens – om te spreken, maar nog steeds diep gekwetste mensen blijven. Het is ook mijn hoop dat ik hiermee kan bijdragen tot het juist inschatten van wat het bestaan van deze onderzoekscommissie voor veel slachtoffers betekent en wat je niet uit het oog mag verliezen in dit belangrijke maar uiterst gevoelige werk. Ook in de bredere maatschappelijke context mogen we als samenleving de dubbelheid en fragiliteit van dit soort onderzoekscommissies niet onderschatten.

 

Vooreerst wil ik benadrukken dat voor de slachtoffers die tegenover jullie het woord zullen nemen, het komen getuigen een zeer ambivalent gegeven is. Aan de ene kant leeft bij hen een diepe nood aan erkenning, een nood die door de tv-reeks Godvergeten op een moeilijk te evenaren waardige, zorgzame en empathische manier gelenigd werd. Dat deze onderzoekscommissie nu plaatsvindt, is op zich al een verdere erkenning, niet alleen van het onmenselijke leed dat hen werd aangedaan, maar ook dat een gemeenschap, een samenleving hen bij dit lijden in de steek heeft gelaten. Aan de andere kant betekent het komen getuigen ook dat ze, om hun verhaal te komen doen, opnieuw de confrontatie aangaan met hun pijnlijke herinneringen, wat gepaard gaat met veel stress en onverminderd moeilijke emoties teweegbrengt. Dit alles én zichzelf bijeenrapen om een getuigenis te komen brengen waar ‘dat wat fout was’ ten volle jullie aandacht kan krijgen – en niet hun emotionaliteit – is hun ultieme doel, maar vraagt een bijna bovenmenselijke inspanning die velen onder de slachtoffers niet kunnen of wensen te leveren. Diegenen die volgende week voor jullie zullen spreken, zijn diegenen die het geluk hebben op het juiste moment over die bovenmenselijke mogelijkheid te beschikken, ‘empowered’ door Godvergeten.

 

Een tweede, nog belangrijker aspect dat ik in jullie aandacht wil brengen, is wat deze mensen ertoe beweegt om te komen spreken, en wat daarbij onder de radar dreigt te blijven.

De slachtoffers van het veelvuldige misbruik in de Kerk koesteren een onuitroeibaar, diepmenselijk verlangen om gerechtigheid te vinden. Sinds de tv-serie Godvergeten en nog meer sinds de oprichting van deze parlementaire onderzoekscommissie, is dit verlangen opgeflakkerd tot een hoop. De hoop dat er eindelijk iets van deze gerechtigheid zal geschieden of rechtgezet zal worden wat zo gruwelijk krom is geweest. Ja, deze slachtoffers hebben hier recht op, daar is elk weldenkend mens het roerend mee eens. En elke poging om de slachtoffers iets van deze gerechtigheid te schenken – zoals deze parlementaire onderzoekscommissie – verdient onze steun.

Maar, beste leden van de commissie, vergis jullie niet: samen met de hoop komt ook de angst. De angst om opnieuw niet te krijgen wat ze nodig hebben. De angst dat er opnieuw tegenwerking zal zijn, de angst opnieuw als slachtoffer gediskwalificeerd te worden, de angst dat er opnieuw spelletjes zullen gespeeld worden, de angst dat hen opnieuw onrecht wordt aangedaan, de angst dat al hun bovenmenselijke inspanningen opnieuw voor niets zullen geweest zijn. En deze angst is hier de olifant in de Kamer (pun intended). Want wat de aanwezigheid van gevaar op tegenwerkingen betreft hebben de slachtoffers meer dan wie van ons allen ook een zeer realistisch inschattingsvermogen. De ironie is dat net het oprichten van een parlementaire onderzoekscommissie deze olifant in de kamer heeft uitgenodigd: waar we onze hoop leggen, kunnen we ook teleurgesteld worden, en die nuchtere werkelijkheid mag niet ontkend worden. De slachtoffers weten dat deze krachten bestaan, niet alleen toen, maar ook vandaag. Ze kennen ze van binnenuit, ze ruiken die, ze voelen en zien die in de kleinste subtiliteiten. Het zijn hun ultragevoelige antennes die hen moeten helpen te vermijden hetzelfde opnieuw mee te maken: in hun gekwetst zijn verlaten te worden. En wat slachtoffers doen is alle druk en verantwoordelijkheid voor het welslagen van deze poging om te krijgen wat ze nodig hebben, op zichzelf leggen. ‘Ik heb nog maar één kans, ik mag ze nu niet verknoeien.’ Dat is wat ze gewoon zijn, het is hun geschonden vertrouwen, hun angst voor ‘opnieuw’ die hen daartoe drijft, maar het is te groot voor hen.

Wat ik jullie, beste commissieleden, daarom wil vragen: ontsla hen van deze verantwoordelijkheid, neem ze over en zie in de man of vrouw die volgende week komt spreken ook de vrees, erken hen daarin en draag ze een beetje mee voor hen. Doe jullie onderzoekswerk, het is belangrijk en waardevol, maar oefen jullie ook in bescheidenheid en besef wat zich afspeelt aan de binnenkant van die persoon die volgende week in al zijn gekwetstheid groot zal komen zijn: meer nog dan gerechtigheid, willen ze helemaal gezien worden, niet alleen in hun hoop maar ook in hun legitieme vrees.

 

 

Maaike Afschrift

Klinisch psycholoog

Cliëntgericht-experiëntieel psychotherapeut